Steeenkolenpraat
Ik zat te praten met een vriendje van mij die in de ‘duurzame energie branche’ werkt. Aardige kerel, gesprekken zijn altijd uitdagend en zoals misschien te voorspellen zijn wij het niet vaak eens.
Zijn commentaar op mijn raaskallende monoloog over subsidie voor windmolens was dat er net zoveel subsidie naar steenkool ging. En opeens schoot het me te binnen. Ik kan namelijk vrij duidelijk ophoesten hoeveel subsidie er naar duurzame energie projecten gaat en hoe onnozel dat is maar ik kan dat niet voor fossiele brandstoffen. Terwijl ik toch een man van de getallen ben. Ben ik nou blind? Eenzijdig? Een staaltje ‘confirmation bias’? Dus ik ben eens gaan zoeken.
Al snel komt er een rapportje van CE Delft en ECOFYN tevoorschijn dat in opdracht van de Triodos bank en Eneco is gemaakt. Ik denk dat deze rapportjes maatgevend zijn voor de discussie over subsidie voor ‘steenkolen’.
Uit de samenvatting:
Zo steunt de overheid het eindgebruik van energie (gedomineerd door fossiele energie) jaarlijks met € 4,6 mld. Grootverbruikers in Nederland betaalden in 2010 €1,8 mld minder aan energiebelasting dan de totale maatschappelijke kosten voor energieopwekking zouden rechtvaardigen.
Kleinverbruikers betaalden juist €2,8 mld meer aan de schatkist dan deze maatschappelijke kosten. Aan de productie
kant van energie is de mix van onderzochte interventies primair gericht op koolstofarme technologieën, maar ging in 2010 nog altijd meer overheidsgeld naar fossiele energiebronnen en kernenergie (bijna € 1,4 mld) dan naar duurzame energie (€ 1,3 mld).
Opgeteld viel via de 53 overheidsinterventies in 2010 € 5,8 mld uit de schatkist toe aan fossiele energie tegenover € 1,5 mld aan hernieuwbare energie
Dus duidelijk: Er gaat 5.8 mld naar fossiele brandstoffen en 1.5 mld naar duurzame energie? Of niet?
Leer eerst eens rekenen?
Uit het tabelletje hierboven leer ik dat de opstellers van dit rapport aannemen dat ongeveer 4% van de energieproductie ‘duurzaam’ is. Immers, de 0.2 miljard die ze aan ‘eindgebruik toegerekend aan hernieuwbaar’ is 4.3% van 4.6 miljard.
En dan komt er iets raars tevoorschijn. Terwijl de totale duurzame energie productie maar 4% is, is de subsidie 21%. 1.5 miljard is nl. 21% van 7.3 mld, het totale subsidie bedrag. Oftewel: Duurzame energie krijgt per geproduceerde eenheid energie 5.7 keer zoveel subsidie.
Een ander punt is dat kernenergie meteen onder het kopje ‘fossiele brandstoffen’ geschoven wordt. Terwijl kernenergie geen noemenswaardige uitstoot van CO2 heeft. Als het om ‘duurzame’ energie gaat, zou kernenergie daar niet bij moeten horen?
En dan nog. Een belangrijk argument om deze getallen nog een beetje binnen de perken te houden is het er bijslepen van de ‘eindgebruiker subsidie’ terwijl daar geen specifieke fossiele- of duurzame energie regeling bij zit. Dat is industrie politiek als het om de economie gaat of inkomenspolitiek als het om de sociale verhoudingen gaat. Reken je alleen met echte subsidie -1.4 mld voor fossiele brandstof en 1.3 mld voor duurzame energie- dan worden de verhoudingen nog schever: Duurzame energie krijgt meer dan twintig (!) keer zoveel subsidie per geproduceerde eenheid energie dan fossiele brandstof.
Conclusie
De overheid heeft een ’20-20-20′ doelstelling: in 2020 moet 20% van onze energie ‘duurzaam’ zijn. Uit dit rapport blijkt dat om 4% duurzaam te krijgen we 1.3 mld aan directe subsidie jaarlijks moeten aftikken. Om dat naar 20% te krikken wordt de rekening evenredig hoger: 6 mld per jaar. Aannemende dat toekomstige projecten net zoveel opleveren als de voorgaande projecten, erg onwaarschijnlijk al want de beste windlocaties worden het eerst gebruikt.
Een ding is duidelijk: De belastingen gaan weer lekker om hoog.